Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; [18]niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik [19]Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om [20]Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland. 18. Hebreeuws, een ieder verwierpen de verfoelselen van hunne ogen niet; of en wierpen hen niet weg; alzo in de volgende woorden; dat is, niemand, of geen van hen, welverstaande van het merendeel. Zie 1 Kon.11:34. 19. Zie Ps.79:6. 20. Zie boven hfdst.7 vs.8.